Brinkman maakt overstap naar ESI: ‘We hebben Champions League gespeeld’
Crisismanager Paul Brinkman heeft veel grote crises meegemaakt, zoals het schietincident bij het Erasmus Medisch Centrum, de Oekraïnecrisis en de coronarellen. Daarnaast was hij voorzitter van het Gemeentelijk Actiecentrum Rotterdam voor de regelingen van 10 jaar Koningsdag en de huldiging van Feyenoord. Op 2 april heeft hij de overstap gemaakt van de gemeente Rotterdam naar het expertisecentrum Event Safety Institute (ESI). Samen blikken we terug. Wat zijn de waardevolle lessen van de afgelopen jaren? En hoe ziet hij zijn toekomst bij ESI?
Paul Brinkman heeft geen traditionele crisisachtergrond. Hij begon zijn opleiding bij Defensie en heeft in zijn jonge jaren op een hoog niveau rugby gespeeld. “Ik ben daarmee gestopt vanwege het blessureleed”, vertelt hij. Na zijn tijd bij Defensie ging hij commerciële economie studeren aan de Hogere Economische School Rotterdam. Vervolgens is hij bij de gemeente Rotterdam gaan werken.
Hoe ben je vervolgens in de wereld van crisismanagement terecht gekomen?
“Ik bleef het avontuur opzoeken. Dus toen ik bij de gemeente ging werken, ben ik vrijwel meteen de veiligheidskant op gegaan. Later ben ik in de piketpool crisisbeheersing van de directie veiligheid gestapt. Zo kwam ik erachter dat crisisbeheersing goed bij mij past.
'Elke crisis is anders'
Ik vind het een mooi vak omdat je niet te veel routines en sleur hebt. Natuurlijk heb je je planvorming. Maar elke crisis is anders. Je werkt in een groot netwerk en hebt continu met verschillende mensen te maken.
Bovendien is het mooi om maatschappelijk bezig te zijn. Veel crises halen de voorpagina’s van de kranten. De items die je in het nieuws ziet, bepalen vaak ook jouw dag. Het geeft voldoening om daar een tastbare bijdrage aan te leveren.”
Hoe heeft crisisbeheersing zich de afgelopen jaren in Rotterdam ontwikkeld?
“De coronacrisis is voor de gemeente Rotterdam een enorme katalysator geweest in de professionalisering van de crisisbeheersing. Voor de coronacrisis focusten we ons op flitsrampen. We zorgden voornamelijk voor noodopvang na een ramp. De coronacrisis was de eerste langdurige crisis waarin we als gemeente een belangrijke rol kregen. Alles liep via bevolkingszorg.
We kregen te maken met rellen, demonstraties, maatschappelijke onrust, noem maar op. Het raakte de stad en de hele bevolking. Daardoor heeft bevolkingszorg zich tot een stevige kolom ontwikkeld, zowel bestuurlijk als in de planvorming en de inzet tijdens een crisis. We zijn een volwaardige partner geworden binnen het CoPI, het ROT en voor partners zoals de politie.”
Wat heeft die professionaliseringslag opgeleverd?
“We hebben onder andere samen met onze crisispartners een gemeentelijk actiecentrum opgezet. Binnen dit actiecentrum werken de verschillende diensten van de gemeente met elkaar samen. Via deze samenwerking staan zij in nauwer contact met onder andere de veiligheidsregio en de politie. Daardoor kunnen we sneller met elkaar schakelen en kunnen we sneller gebruik maken van elkaars capaciteiten. Dit actiecentrum dient echt als smeerolie tussen de verschillende disciplines.
Ik kan daar wel een voorbeeld van noemen. Tijdens de coronarellen had de politie veel capaciteit nodig om de relschoppers in bedwang te houden. Zij moesten op een gegeven moment stoppen omdat zij materiaal tekort kwamen. Wij hebben toen zeer snel besloten om gemeentelijk materiaal te leveren, zodat zij vooruit konden. Dus met zo’n gemeentelijk actiecentrum ga je echt de operatie in. Je richt je op hetgeen wat nodig is. We hebben het gemeentelijke actiecentrum ook ingezet tijdens andere crises en evenementen, zoals Koningsdag en de huldiging van Feyenoord in 2023. Het heeft zijn meerwaarde bewezen.”
Je had het in Rotterdam goed naar je zin. Waarom wilde je toch de overstap maken naar ESI?
“Ik heb de afgelopen jaren veel met ESI samengewerkt, bijvoorbeeld tijdens de huldiging en tijdens Koningsdag. Ik vind het een mooie club mensen met veel kennis en ervaring. Dus die klik was er al. Als ik een overstap zou willen maken, dan was ESI de enige organisatie waarvoor ik zou willen werken.
Ik vond het wel een moeilijke beslissing om Rotterdam te verlaten, want ik had het daar enorm naar mijn zin. Maar het leek me ook goed om eens buiten de deur te kijken en te ontdekken wat er nog meer op crisis- en evenementengebied is. Daarom heb ik deze stap gezet.”
Wat heb je ESI te bieden? Wat ga je hen brengen?
“Onze oud-directeur zei ooit: ‘In Rotterdam is alles uitvergroot’. Zo heb ik dat zelf ook ervaren. Ik heb in Rotterdam Champions League mogen spelen. Ik heb daardoor veel waardevolle ervaringen opgedaan die ik graag met andere regio’s wil delen. Ook heb ik een bijdrage geleverd in de professionalisering van bevolkingszorg in Rotterdam. Bevolkingszorg wordt straks een onderdeel van de veiligheidsregio’s. Deze manier van multidisciplinair samenwerken in een crisisstructuur kan ook mooi worden toegepast op grote regelingen en evenementen. Het lijkt me mooi om vanuit mijn eigen ervaring veiligheidsregio’s, gemeenten en organisatoren van evenementen te helpen om die slag te maken.
Daarnaast heb ik veel crises in de praktijk meegemaakt, zoals het schietincident bij het Erasmus Medisch Centrum. Ik vind het een verrijking dat ik in mijn trainingen niet alleen uitleg kan geven over de theorie, maar dat ik ook uit eigen ervaring kan vertellen over de crises die ik zelf heb meegemaakt.”
Welke crises is je in al die jaren het meest bijgebleven?
“Er is niet één specifieke crisis die me is bijgebleven. Elk incident is anders en je leert overal van. Wat me wel heel erg is bijgebleven, zijn de gedreven collega’s waar ik al die jaren mee samengewerkt heb. Tijdens een crisis gaan er veel mensen ‘aan’. Je werkt met gelijkgestemden die allemaal het beste uit zichzelf halen. De sfeer is vergelijkbaar met de sfeer bij Defensie en een rugbyteam: je hebt samen één missie die je met elkaar volbrengt.
Een voorbeeld daarvan is de explosie en de brand in het appartementencomplex Schammenkamp in maart. We hebben tijdens deze crisis allemaal zo’n 140 uur gedraaid in twee weken. Na zo’n crisis kijk je elkaar in de ogen aan met een blik van: ‘Dat hebben we toch maar mooi samen geflikt’. Ik vond het mooi om een onderdeel te zijn van die machine. Dat ga ik wel missen.”